wiebelend
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wie·be·lend
Werkwoord
vervoeging van: | wiebelen |
verbogen vorm: | wiebelende |
wiebelend
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | wiebelend | wiebelender | wiebelendst |
verbogen | wiebelende | wiebelendere | wiebelendste |
partitief | wiebelends | wiebelenders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
wiebelend
- snel en onregelmatig heel en weer bewegend
- Het treintoilet zou een stuk frisser zijn als mannen zittend plassen in de wiebelende trein. Maar dat vertikken ze. [1]
- Zijn ijdele rol als model in de film kwam goed van pas om uit te pakken met een selfie: de stok die de acteur en regisseur vasthielden was 8.56 meter lang. Hoewel Stiller moeite had de wiebelende stok vast te houden, lukte het toch om een foto te maken. [2]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord wiebelend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Tubantia Ton Voermans 11-01-17 Trein-urinoir moet einde maken aan gespetter
- ↑ Tubantia 11-01-17 Ben Stiller pakt record met langste selfiestick