werkmeester

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  werkmeester    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• werk·mees·ter

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  werken ww  en  meester zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	werkmeester	werkmeesters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de werkmeester m

1. (beroep) toezichthouder, leidinggevende bij bepaalde werkzaakheden

   ▸ De commissaris Speeleveld wenkt de werkmeester en de werkmeester fluistert met de timmermansbaas.

1. (beroep) ambachtsman die de titel meester mag dragen
2. als naam voor God of de Schepper

   ▸ Deze Trek moet de verstandige beschouwer gereedelijk erkennen, voor den prikkel der Natuur, ter instandhouding der geslachten, door den alwijzen Werkmeester in alle dierlijke Schepselen ingedrukt; gaande alomme, door zijne beschikking, gepaard met genoeglijke genietingen; en dus in den redelijken mensch, die met eenig vooruitzicht bedeeld is, krachtiglijk werkzaam, en vruchtbaar in veelerlije schoone en verrukkelijke vertooningen, waar mede zich de verbeelding streelt, en die hem in daadelijke opvolging dier begeerte allerlije geneugten belooven.

Synoniemen

• [1] werkbaas, voorman, ploegbaas, baas
• [2] vakman
• [3] Schepper

Gangbaarheid

• Het woord 'werkmeester' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.