Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·maat·schap·pij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werkmaatschappij werkmaatschappijen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de werkmaatschappijv

  1. (economie) min of mee zelfstandig functionerend bedrijf waarvan de aandelen in bezit zijn van een holding of moedermaatschappij
     Hoewel hij een nuchter mens is, werd hij geraakt, zegt Martin van Os. De directeur van de Werkmaatschappij het Vakcollege vindt ze een feest van herkenning en erkenning, de vaak heel persoonlijke reacties op de website van de NOS. Het Vakcollege, de lts-nieuwe-stijl, maakt veel los. "Mensen zien tot hun vreugde dat vakmanschap weer kan."[2]
     Ik ben niet op de hoogte van eventuele spanningen tussen Nederlandse en Italiaanse technici. De opstelling van AB is altijd open en coöperatief geweest. Ik denk dan ook dat het hier zozeer gaat om de gedragingen van AB als wel om hoe de gedragingen van AB zijn doorgegeven door de client (Fyra werkmaatschappij) aan de aandeelhouders.[3]
     Terwijl de pandemie over de wereld golfde, moest het bouwbedrijf ook afrekenen met een probleem uit het verleden: het instorten van het stadsarchief in Keulen tijdens de bouw van een nieuwe metrotunnel. Daarbij kwamen twee mensen om het leven en raakte een grote hoeveelheid historische documenten en voorwerpen beschadigd. Een werkmaatschappij van BAM was een van de drie partijen die meewerkten aan de metrolijn.[4]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Zittenblijven om op Vakcollege te kunnen komen” (01-02-2010), NOS
  3.   Weblink bron “Integrale reactie AnsaldoBreda (Nederlands)” (15-08-2013), NOS