Nederlands

 
Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·ver·keer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wegverkeer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het wegverkeero

  1. (verkeer) alle verkeer met voertuigen over de weg
    • Het wegverkeer is in de loop van de jaren steeds verder toegenomen. 
  2. het geheel van deelnemers aan het verkeer op de weg

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen