wegbelasten/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van wegbelasten
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		wegbelasten			weg te belasten
	toekomend		zullen wegbelasten weg zullen belasten			te zullen wegbelasten weg te zullen belasten
voltooid	tegenwoordig		hebben wegbelast			te hebben wegbelast
	toekomend		wegbelast zullen hebben			wegbelast te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	wegbelastend		wegbelast			ev. belast weg	mv. verouderd belast weg	belaste weg (bijzin) wegbelaste
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	belast weg	belast weg	belast weg	belast weg	belast weg	belasten weg	belasten weg	belasten weg
verleden (o.v.t.)	belastte weg	belastte weg	belastte weg	belastte weg	belastte weg	belastten weg	belastten weg	belastten weg
toekomend (o.t.t.t.)	zal wegbelasten	zult/zal wegbelasten	zult/zal wegbelasten	zult wegbelasten	zal wegbelasten	zullen wegbelasten	zullen wegbelasten	zullen wegbelasten
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou wegbelasten	zou wegbelasten	zou(dt) wegbelasten	zoudt wegbelasten	zou wegbelasten	zouden wegbelasten	zouden wegbelasten	zouden wegbelasten
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	wegbelast	wegbelast	wegbelast	wegbelast	wegbelast	wegbelasten	wegbelasten	wegbelasten
verleden (o.v.t.)	wegbelastte	wegbelastte	wegbelastte	wegbelastte	wegbelastte	wegbelastten	wegbelastten	wegbelastten
toekomend (o.t.t.t.)	zal wegbelasten weg zal belasten	zult/zal wegbelasten weg zult/zal belasten	zult/zal wegbelasten weg zult/zal belasten	zult wegbelasten weg zult belasten	zal wegbelasten weg zal belasten	zullen wegbelasten weg zullen belasten	zullen wegbelasten weg zullen belasten	zullen wegbelasten weg zullen belasten
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou wegbelasten weg zou belasten	zou wegbelasten weg zou belasten	zou(dt) wegbelasten weg zou(dt) belasten	zoudt wegbelasten weg zoudt belasten	zou wegbelasten weg zou belasten	zouden wegbelasten weg zouden belasten	zouden wegbelasten weg zouden belasten	zouden wegbelasten weg zouden belasten
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb wegbelast	hebt wegbelast	hebt/heeft wegbelast	hebt wegbelast	heeft wegbelast	hebben wegbelast	hebben wegbelast	hebben wegbelast
verleden (v.v.t.)	had wegbelast	had wegbelast	had wegbelast	hadt wegbelast	had wegbelast	hadden wegbelast	hadden wegbelast	hadden wegbelast
toekomend (v.t.t.t.)	zal wegbelast hebben	zal/zult wegbelast hebben	zult/zal wegbelast hebben	zult wegbelast hebben	zal wegbelast hebben	zullen wegbelast hebben	zullen wegbelast hebben	zullen wegbelast hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou wegbelast hebben	zou wegbelast hebben	zou/zoudt wegbelast hebben	zoudt wegbelast hebben	zou wegbelast hebben	zouden wegbelast hebben	zouden wegbelast hebben	zouden wegbelast hebben
onpersoonlijke lijdende vorm wegbelast worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt wegbelast				er is wegbelast
verleden	er werd wegbelast				er was wegbelast
toekomend	er zal wegbelast worden				er zal wegbelast zijn
voorwaardelijk	er zou wegbelast worden				er zou wegbelast zijn
lijdende vorm wegbelast worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		wegbelast worden			wegbelast te worden
	toekomend		wegbelast zullen worden			wegbelast te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		wegbelast zijn			wegbelast te zijn
	toekomend		wegbelast zullen zijn			wegbelast te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word wegbelast	wordt wegbelast	wordt wegbelast	wordt wegbelast	wordt wegbelast	worden wegbelast	worden wegbelast	worden wegbelast
verleden (o.v.t.)	werd wegbelast	werd wegbelast	werd wegbelast	werdt wegbelast	werd wegbelast	werden wegbelast	werden wegbelast	werden wegbelast
toekomend (o.t.t.t.)	zal wegbelast worden	zult wegbelast worden	zult wegbelast worden	zult wegbelast worden	zal wegbelast worden	zullen wegbelast worden	zullen wegbelast worden	zullen wegbelast worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou wegbelast worden	zou wegbelast worden	zou/zoudt wegbelast worden	zoudt wegbelast worden	zou wegbelast worden	zouden wegbelast worden	zouden wegbelast worden	zouden wegbelast worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben wegbelast	bent wegbelast	bent/is wegbelast	zijt wegbelast	is wegbelast	zijn wegbelast	zijn wegbelast	zijn wegbelast
verleden (v.v.t.)	was wegbelast	was wegbelast	was wegbelast	waart wegbelast	was wegbelast	waren wegbelast	waren wegbelast	waren wegbelast
toekomend (v.t.t.t.)	zal wegbelast zijn	zult wegbelast zijn	zult wegbelast zijn	zult wegbelast zijn	zal wegbelast zijn	zullen wegbelast zijn	zullen wegbelast zijn	zullen wegbelast zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou wegbelast zijn	zou wegbelast zijn	zou/zoudt wegbelast zijn	zoudt wegbelast zijn	zou wegbelast zijn	zouden wegbelast zijn	zouden wegbelast zijn	zouden wegbelast zijn