wantrouwig
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wantrouwig (hulp, bestand)
- IPA: / wɑnˈtrɑuwəx / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- wan·trou·wig
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands wantrouwich; op te vatten als afleiding van wantrouwen ww met het achtervoegsel -ig [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | wantrouwig | wantrouwiger | wantrouwigst |
verbogen | wantrouwige | wantrouwigere | wantrouwigste |
partitief | wantrouwigs | wantrouwigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
wantrouwig
- met het gevoel misleid te zijn
- Punk verwijst sinds het midden van de jaren 70 van de twintigste eeuw naar een stroming binnen de jongerencultuur die zeer wantrouwig tegen de grote ideologieën aankijkt.
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord wantrouwig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wantrouwig" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be