wagenmenner
Niet te verwarren met: Wagenmenner |
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wagenmenner (hulp, bestand)
- IPA: / ˈwaɣə(n)ˌmɛnər / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- wa·gen·men·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wagenmenner | wagenmenners |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de wagenmenner m
- (beroep) iemand die een paard met wagen bestuurt
- ▸ De helden doen mee aan een door Julius Caesar bedachte wedren die voert langs onder meer Monza, Parma, Venetië, Rome en Napels. De afgesproken winnaar is het Romeinse span van de gemaskerde wagenmenner Coronavirus.[2]
- ▸ Het dier trok een koets, waarop het meisje als wagenmenner op de bok zat. Toen het dier op hol sloeg werd zij van de koets geslingerd.[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord wagenmenner staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Bob van Hüet“Asterix doet een Giro d'Italia: 'Het is weer een klassieker'” (19 oktober 2017), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Meisje van koets geslingerd” (22 augustus 2013), De Telegraaf