vooruitvliegen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voor·uit·vlie·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vooruit bw en vliegen ww
Werkwoord
vooruitvliegen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vooruitvliegen |
vloog vooruit |
vooruitgevlogen |
klasse 2 | volledig |
- in voorwaartse richting door de lucht gaan
- (figuurlijk) met grote snelheid vooruitgaan
- ▸ Wanneer de oudere jongens die in de banen in het midden zwommen de opdracht kregen hard te zwemmen, zagen ze eruit als raceboten die vooruitvlogen met witte boeggolven.[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'vooruitvliegen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767