Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: voorruit

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·uit
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

vooruit

  1. in voorwaartse richting, verder, in de richting van de voorzijde
    • De auto moest eerst vooruit bewegen voordat die de draai kon maken. 
  2. vooraf, van tevoren.
    • Dit had ik je wel vooruit kunnen zeggen 
  3. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord in voorwaartse richting strekkend
    • vooruitsteken: Hij stak zijn zwaard niet ver genoeg vooruit en de slag miste. 
Afgeleide begrippen

Tussenwerpsel

vooruit!

  1. aansporing, aanmaning om iets te gaan doen.
    • Vooruit! Nu gaan wij de doelpunten maken! 
     Vooruit, voorlopig dan maar the ‘Best Breakfast in the World’ met een liter cola.[1]
Vertalingen
Verwante begrippen
enkelvoud meervoud
naamwoord vooruit -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

vooruit

  1. o de verblijven voor in het schip.
  2. (techniek) m een mechaniek die een apparaat in voorwaartse richting doet lopen
    • Als je hem in z'n vooruit wilt zetten moet je de pook naar voren zetten. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be