Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·naam·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voornaamheid voornaamheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de voornaamheidv

  1. het belangrijk zijn; het een hoge positie hebben in de samenleving; iets dat past bij een hoge maatschappelijke positie
     Hij viel niet zozeer door zijn knappe uiterlijk op als wel door de fijne voornaamheid van zijn gezicht en zijn gehele verschijning.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen