Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vo·gel·jacht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vogeljacht vogeljachten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vogeljachtv / m

  1. het jagen op vogels
     Frankrijk schort omstreden vogeljacht met lijm op[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Frankrijk schort omstreden vogeljacht met lijm op”, NOS