verslepen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·sle·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verslepen |
versleepte |
versleept |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
verslepen
- overgankelijk door slepen naar een andere plaats brengen
- Het schip werd door een aantal sleepboten naar een andere haven versleept.
Afgeleide begrippen
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van verslijpen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling ij-ee (IPAː /ɛi/ - /e/)
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verslijpen |
verslepen
- meervoud verleden tijd van verslijpen
- Wij verslepen.
- Jullie verslepen.
- Zij verslepen.
- Wij verslepen.
- voltooid deelwoord van verslijpen
Gangbaarheid
- Het woord verslepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verslepen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be