Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·keu·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

verkeuren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verkeuren
verkeurde
verkeurd
zwak -d volledig
  1. opnieuw beoordelen, opnieuw keuren

Gangbaarheid

30 % van de Nederlanders;
33 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen