verflens
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·flens
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verflensen |
verflens
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verflensen
- Ik verflens.
- gebiedende wijs van verflensen
- Verflens!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verflensen
- Verflens je?