Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·beus
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen verbeus verbeuzer verbeust
verbogen verbeuze verbeuzere verbeuste

Bijvoeglijk naamwoord

verbeus

  1. met groot omhaal van woorden, omslachtig geformuleerd, (te) woordenrijk
    • Zijn verbeuze betogen hangen me de keel uit. 

Gangbaarheid