Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ar·men
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van arm met het voorvoegsel ver-.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verarmen
verarmde
verarmd
zwak -d volledig

Werkwoord

verarmen

  1. ergatief armer worden
    • De bevolking verarmt sterk door de economische crisis. 
  2. ergatief minder divers worden, in aanbod verminderen
    • Door de kruisbestuiving verarmt de biodiversiteit. 
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be