Nederlands

 
vakantiekolonie
Uitspraak
Woordafbreking
  • va·kan·tie·ko·lo·nie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakantiekolonie vakantiekoloniën
vakantiekolonies
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vakantiekoloniev

  1. inrichting waar kinderen in groepsverband van een gezonde en ontspannen vakantie kunnen genieten
     De naam van het complex is afkomstig van de familie Caesar, die het pand bouwde. Het pand stamt uit het einde van de 19e eeuw. De familie wilde daar zelf gaan wonen, en wilde op het terrein een vakantiekolonie met een kapel gaan bouwen voor kinderen uit de grote steden.[3]
Hyperoniemen
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. vakantiekolonie op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Leuk om te doen in Apeldoorn: Place Du Tertre Caesarea - Kunst in de Kapel” (17-09-2023, 15:28), Tubantia