Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·daag·de

Werkwoord

vervoeging van
uitdagen

uitdaagde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitdagen
    • ... dat ik uitdaagde. 
    • ... dat jij uitdaagde. 
    • ... dat hij, zij, het uitdaagde.