uitblinker
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitblinker (hulp, bestand)
Woordafbreking
- uit·blin·ker
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van uitblinken met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitblinker | uitblinkers |
verkleinwoord | uitblinkertje | uitblinkertjes |
Zelfstandig naamwoord
de uitblinker v
- (sport) (onderwijs) iemand of iets de heel erg goed is, iemand die beter is dan de rest
- De uitblinker tijdens het zwemtournooi won alle wedstrijden.
- Hij was een uitblinker op school, hij was de enige cum laude zijn examen haalde.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord uitblinker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitblinker" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be