tweegezinswoning

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  tweegezinswoning    (hulp, bestand)
• IPA: / ˌtweɣəˈzɪnswonɪŋ / (5 lettergrepen)

Woordafbreking

• twee·ge·zins·wo·ning

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  twee ht  en  gezinswoning zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	tweegezinswoning	tweegezinswoningen
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de tweegezinswoning v

1. (bouwkunde) bouwwerk bedoeld als verblijfplaats voor twee paar ouders met kinderen

   ▸ Tussenmuren, doorgangen, slim verscholen sanitair: allemaal het werk van haar vader, wijst ze trots. Zo maak je van een oude boerderij een moderne tweegezinswoning.

Hyperoniemen

• meergezinswoning

Verwante begrippen

• eengezinswoning

Gangbaarheid

• Het woord 'tweegezinswoning' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.