tweedelig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- twee·de·lig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | tweedelig | tweedeliger | tweedeligst |
verbogen | tweedelige | tweedeligere | tweedeligste |
partitief | tweedeligs | tweedeligers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
tweedelig
- bestaande uit twee afzonderlijke zaken
- Hij droeg een tweedelig pak terwijl zijn vader altijd een driedelig pak droeg.
- Het herenhuis had een tweedelige deur.
Gangbaarheid
- Het woord tweedelig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tweedelig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be