Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trein·bot·sing
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord treinbotsing treinbotsingen
verkleinwoord treinbotsinkje treinbotsinkjes

Zelfstandig naamwoord

de treinbotsingv

  1. (spoorwegen) botsing waarbij een trein betrokken is
    • In het Belgische Buizingen (gemeente Halle) vielen in februari achttien doden door een treinbotsing. 
Verwante begrippen

Meer informatie

Gangbaarheid