toegeeflijk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: toegeeflijk (hulp, bestand)
- IPA: /tuˈɣeflək/
Woordafbreking
- toe·geef·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van toegeven met het achtervoegsel -lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | toegeeflijk | toegeeflijker | toegeeflijkst |
verbogen | toegeeflijke | toegeeflijkere | toegeeflijkste |
partitief | toegeeflijks | toegeeflijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
toegeeflijk
- inschikkelijk, meegaand
- Hij is een zeer toegeeflijke man.
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord toegeeflijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toegeeflijk" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be