Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tip·ge·ver
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van tip en de stam van geven met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord tipgever tipgevers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de tipgeverm

  1. iemand die de politie helpt met het oplossen van een misdaad door het geven van belangrijke informatie
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen