Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tijd·rei·zen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

tijdreizen

  1. zich in de tijd verplaatsen

Zelfstandig naamwoord

de tijdreizenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tijdreis

Gangbaarheid

Meer informatie