Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tijd·perk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tijdperk tijdperken
verkleinwoord tijdperkje tijdperkjes

Zelfstandig naamwoord

het tijdperko

  1. een begrensde en als eenheid beschouwde tijd
    • In welk tijdperk leefden de dinosauriërs ook al weer? 
Synoniemen
Hyponiemen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be