Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·ver·we·zen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
terugverwijzen

terugverwezen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van terugverwijzen
    • ...dat wij terugverwezen. 
    • ...dat jullie terugverwezen. 
    • ...dat zij terugverwezen. 
  2. voltooid deelwoord van terugverwijzen

Gangbaarheid