Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tel·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord telling tellingen
verkleinwoord tellinkje tellinkjes

Zelfstandig naamwoord

de tellingv

  1. de handeling van het tellen
    • We zullen een telling moeten houden. 
  2. het resultaat van het tellen
    • Deze telling klopt niet helemaal. 
Hyponiemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Engels

Werkwoord

telling

  1. onvoltooid deelwoord van tell

Zelfstandig naamwoord

telling

  1. gerundium van tell