televisieverslaggever

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·le·vi·sie·ver·slag·ge·ver
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord televisieverslaggever televisieverslaggevers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de televisieverslaggeverm

  1. (beroep) journalist die voor de televisie werkt
     Terwijl u toch in onmin met elkaar leeft... viste de televisieverslaggever verder.[1]
     "Ik vond Ron altijd meer een radioverslaggever dan een televisieverslaggever. Hij was collegiaal en heel erg geïnteresseerd. Ik ben heel erg geschrokken", aldus Vissers.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  2.   Weblink bron “'Feyenoord ging als een stel opgefokte wildemannen tekeer'” (30-10-2018), NOS