Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • team·sport
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord teamsport teamsporten
verkleinwoord teamsportje teamsportjes

Zelfstandig naamwoord

de teamsportv / m

  1. een sport waarbij de spelers verdeeld zijn in groepen
    • Hoewel veel teamsporten balsporten zijn, kunnen ook wielrennen en schaatsen in een team worden beoefend. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be