wielrennen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wielrennen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈwilrɛnə(n) / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- wiel·ren·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wielrennen |
wielrende |
gewielrend |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
wielrennen
- (sport), hardrijden op de fiets.
- Hij ging wielrennen toen hij nog een kleine jongen was.
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
- amateurwielrennen, baanwielrennen, beroepswielrennen, jeugdwielrennen, profwielrennen, vrouwenwielrennen, wegwielrennen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord wielrennen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wielrennen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be