Nederlands

 
Tandradspoor
Uitspraak
Woordafbreking
  • tand·rad·spoor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tandradspoor tandradsporen
verkleinwoord tandradspoortje tandradspoortjes

Zelfstandig naamwoord

tandradspoor

  1. (spoorwegen) een spoorweg met een extra rail in het midden met de vorm van een tandheugel waarin het tandwiel van een tandradtrein kan aangrijpen

Gangbaarheid

Meer informatie