Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sy·no·disch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen synodisch synodischer
verbogen synodische synodischere
partitief synodisch synodischers -

Bijvoeglijk naamwoord

synodisch

  1. (religie) overeenkomend met de besluiten van een kerkvergadering
  2. (astronomie) betrekking hebbend op het tijdsverloop tussen twee conjuncties
Verwante begrippen

Gangbaarheid

58 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen