stupide
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stu·pi·de
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘dom’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
- Afkomstig van het Franse woord stupide, dat van het de Latijnse woorden stupidus en stupere afgeleid is.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | stupide | stupider | (stupiedst) |
verbogen | stupide | stupidere | (stupiedste) |
partitief | stupides | stupiders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
stupide
- dom, bot, stompzinnig
- Wat een stupide opmerking was dat!
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Bijwoord
stupide
- dom, stompzinnig
Gangbaarheid
- Het woord stupide staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stupide" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "stupide" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Frans
Uitspraak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk / vrouwelijk |
stupide | stupides |
Bijvoeglijk naamwoord
stupide