Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • struik·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen struikachtig struikachtiger struikachtigst
verbogen struikachtige struikachtigere struikachtigste
partitief struikachtigs struikachtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

struikachtig

  1. lijkend op of eigenschappen hebbend van een struik
    • De boom van het leven ziet er meer struikachtig uit dan boomachtig want de grote vertakkingen tussen de verschillende levensvormen waren al heel vroeg aanwezig. 

Gangbaarheid