Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strooi·wa·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strooiwagen strooiwagens
verkleinwoord strooiwagentje strooiwagentjes

Zelfstandig naamwoord

de strooiwagenm

  1. een wagen die de wegen strooit met zout of zand
    • Gisteren zag ik hier een strooiwagen rijden die zout op de wegen strooide. 

Meer informatie

Gangbaarheid