Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • straat·race
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord straatrace straatraces
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de straatracev / m

  1. een autorace over de openbare weg
     Tegen een man van 20 die vorig jaar in Rijswijk een fietser van 62 doodreed, is een celstraf van negen maanden en vier jaar rij-ontzegging geëist. Volgens de officier van justitie was de verdachte met een vriend verwikkeld in een straatrace op de Generaal Spoorlaan.[1]
     Een straat in Amsterdam-Noord was vannacht het decor van illegale straatraces. De 250 auto's en motoren konden urenlang hun gang gaan, in het bijzijn van honderden toeschouwers.[2]

Werkwoord

vervoeging van
straatracen

straatrace

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van straatracen
    • Ik straatrace. 
  2. gebiedende wijs van straatracen
    • Straatrace! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van straatracen
    • Straatrace je? 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Cel geëist na straatrace met dodelijke afloop in Rijswijk” (Donderdag 3 mei 2018, 13:54), NOS
  2.   Weblink bron “Straatraces in Amsterdam, tot de politie komt kijken” (Zondag 22 juli 2018, 14:37), NOS