stotig
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: stotig (hulp, bestand)
- IPA: / ˈstotəx / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈsto.təχ/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈsto.təx/
Woordafbreking
- sto·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | stotig | stotiger | stotigst |
verbogen | stotige | stotigere | stotigste |
partitief | stotigs | stotigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
stotig
- met horten en stoten, ongelijkmatig
- Het hertenzwijn heeft een stotige gang.
- geneigd tot stoten
- Stotig vee mag niet zomaar loslopen.
Synoniemen
- [2] stoots
Gangbaarheid
- Het woord stotig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stotig" herkend door:
46 % | van de Nederlanders; |
43 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be