stookkost
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stook·kost
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van stook ww en kost zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stookkost | (stookkosten) * |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de stookkost mv
- hoeveelheid geld die men moet betalen voor het verwarmen van een gebouw
- De verwarming draaide op stookolie, maar omdat het gebouw vrij goed geïsoleerd was, lag de stookkost redelijk laag. [1]
Synoniemen
- stookkosten (meer gangbare vorm, zeker in Nederland)
- verwarmingskosten
Opmerkingen
- Het meervoud "stookkosten" heeft dezelfde betekenis en is dus voor wat betreft de betekenis niet het meervoud van "stookkost".
Gangbaarheid
- Het woord 'stookkost' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.