stemmer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stem·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stemmer | stemmers |
verkleinwoord | stemmertje | stemmertjes |
Zelfstandig naamwoord
de stemmer m
- (muziek) iemand die beroepshalve piano's, orgels enz. stemt
- (politiek) iemand die een stem uitbrengt of die gerechtigd is te stemmen, een kiezer
Hyponiemen
- ja-stemmer, nee-stemmer, niet-stemmer, orgelstemmer, pianostemmer, spijtstemmer, tegenstemmer, voorstemmer
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord stemmer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stemmer" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Noors
Woordafbreking
- stem·mer
Werkwoord
stemmer
- tegenwoordige tijd van stemme
Nynorsk
Woordafbreking
- stem·mer
Werkwoord
stemmer
- tegenwoordige tijd van stemme