span
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- span
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘voorgespannen dieren, wagen met bespanning’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1630 [1]
- In de betekenis van ‘lengtemaat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1150 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | span | spannen |
verkleinwoord | spannetje | spannetjes |
Zelfstandig naamwoord
- o twee of meer trekdieren die samen zijn aangespannen
- o duo, koppel, paar, stel, tweetal
- m /v een oude (niet-metrische) lengtemaat zijnde de afstand tussen de toppen van duim en pink van de uitgestrekte hand (ongeveer 22,86 cm.) [6]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
spannen |
span
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spannen
- Ik span.
- gebiedende wijs van spannen
- Span!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spannen
- Span je?
Gangbaarheid
- Het woord span staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "span" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[7] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ 1,0 1,1 "span" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ span op website: Etymologiebank.nl
- ↑ span op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Werkwoord
span
- verleden tijd enkelvoud en meervoud van spin
Synoniemen
IJslands
Uitspraak
Zelfstandig naamwoord
span
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.