Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spa·ke·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen spakerig spakeriger spakerigst
verbogen spakerige spakerigere spakerigste
partitief spakerigs spakerigers -

Bijvoeglijk naamwoord

spakerig

  1. met spaken, voorzien van spaken
     Hij was op een
    Spakerig stokpaard gezet
    [2]
  2. uitgedroogd
Synoniemen

Gangbaarheid

42 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. spakerig op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Tom Dumoulin” (9 juli 2015), de Volkskrant
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be