sollen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sol·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sollen |
solde |
gesold |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
sollen [3]
- overgankelijk met volstrekte willekeur of respectloos behandelen
Uitdrukkingen en gezegden
- Niet met zich laten sollen
Iets niet nemen, iets niet over zijn kant laten gaan
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Zelfstandig naamwoord
de sollen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord sol
Gangbaarheid
- Het woord sollen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sollen" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "sollen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ sollen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Duits
Uitspraak
Woordafbreking
- sol·len
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sollen [ˈzɔlən] |
sollte [ˈzɔltə] |
gesollt [ɡəˈzɔlt] |
volledig |
Werkwoord
sollen
- modaal werkwoord moeten
- «Was soll ich mitbringen?»
- Wat moet ik meenemen?
- «Was soll ich mitbringen?»
- modaal werkwoord kunnen
- «Ich weiß nicht, wie ich Ihnen danken soll.»
- Ik weet niet hoe ik u kan danken.
- «Ich weiß nicht, wie ich Ihnen danken soll.»
Middelnederlands
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
sollen
- hulpwerkwoord: hulpwerkwoord van de toekomende tijd