sociaal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- so·ci·aal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘maatschappelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1805 [1]
- met het voorvoegsel socio- en met het achtervoegsel -aal [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | sociaal | socialer | sociaalst |
verbogen | sociale | socialere | sociaalste |
partitief | sociaals | socialers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
sociaal
- betrekking hebbend op de menselijke samenleving
- Hij heeft een grote sociale achterstand.
- geneigd om in groepen te leven
- Dat is een erg sociaal dier.
- gevoel hebbend voor de nood van de medeleden van de samenleving
- Daar voel ik mij sociaal bewogen bij.
Antoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. betrekking hebbend op de menselijke samenleving
2. geneigd om in groepen te leven
3. gevoel hebbend voor de nood van de medeleden van de samenleving
Gangbaarheid
- Het woord sociaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sociaal" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "sociaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ sociaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be