Nederlands

 
1. Een snip.
Uitspraak
Woordafbreking
  • snip
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord snip snippen
verkleinwoord snipje snipjes

Zelfstandig naamwoord

de snipv / m

  1. (steltloperachtigen) benaming voor vogels uit de familie Scolopacidae  
  2. (informeel) bankbiljet van honderd gulden
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen