Nederlands

 
Uitspraak
Woordafbreking
  • wulp
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘steltloper’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1595 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord wulp wulpen
verkleinwoord wulpje wulpjes

Zelfstandig naamwoord

de wulpm

  1. (steltloperachtigen) Numenius arquata  , een vogel uit de familie van de snipachtigen (Scolopacidae)
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen