Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snij fijn
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
fijnsnijden

snij fijn

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fijnsnijden
    • Ik snij fijn. 
  2. gebiedende wijs van fijnsnijden
    • Snij fijn! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fijnsnijden
    • Snij je fijn? 


Gangbaarheid