Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • smout·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen smoutachtig smoutachtiger smoutachtigst
verbogen smoutachtige smoutachtigere smoutachtigste
partitief smoutachtigs smoutachtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

smoutachtig

  1. zo vet als reuzel
Synoniemen

Gangbaarheid

28 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    I.M. Calisch, N.S. Calisch
    “Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal”, beschouwd als 1e druk van Van Dale (1864), H.C.A. Campagne, Tiel, p. 1223
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be