Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slaat vast
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
vastslaan

slaat (...) vast

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastslaan
    • Jij slaat vast. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastslaan
    • Hij slaat vast. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vastslaan
    • Slaat vast! 

Gangbaarheid