Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sjmoes
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sjmoes sjmoezen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sjmoesv / m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) praatje, uitvlucht
Schrijfwijzen

Werkwoord

vervoeging van
sjmoezen

sjmoes

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sjmoezen
    • Ik sjmoes. 
  2. gebiedende wijs van sjmoezen
    • Sjmoes! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sjmoezen
    • Sjmoes je? 

Gangbaarheid

Verwijzingen